Door alle coronamaatregelen, persconferenties en Catshuis-overleggen heeft de overheid meer zendtijd en aandacht dan ooit. Wat is het effect van deze crisistijd op de politieke betrokkenheid van jongeren? In het licht van de verkiezingen in maart een interessante vraag. In dit verkennende artikel peilt Anne Lisa de stemming bij een viertal mbo-docenten burgerschap verspreid over Nederland. Wat verwachten zij van de verkiezingen in maart?
Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen van 2017 was de opkomst onder jongeren van 18 tot 24 jaar met 76,1% best wel hoog. Maar als je inzoomt zag je een alarmerende opleidingskloof in stemgedrag onder jongeren: 59,1% van de laagopgeleide jongeren (hoogst gevolgde of afgeronde opleiding basisonderwijs, vmbo of mbo) ging naar de stembus, versus 85,6 % van de hoogopgeleide jongeren (havo, vwo, hbo of wo volgend of afgerond).[1] Zo’n sterke kloof zagen we bij de andere leeftijdsgroepen niet.
Hoe zou dat in 2021 gaan? Volgens trendanalist Rutger van den Berg biedt de huidige sterke zichtbaarheid van de overheid mogelijkheden om jongeren te betrekken bij de politiek.[2] Anderzijds gaan er geluiden op dat het wantrouwen in de politiek onder jongeren alleen maar gegroeid is door de coronacrisis. Want juist zij voelen de economische gevolgen van deze tijd sterk in hun portemonnee.[3] Wat ervaren de mbo-docenten hierin?
coronacrisis biedt in principe haakjes om politiek zelfvertrouwen te vergroten
Een belangrijke missie van de docent burgerschap is om de abstracte overheid dicht bij jongeren te brengen, aldus de docenten. Jonge mbo-studenten vinden het maar lastig om de impact van de overheid en politieke besluitvorming op hun leven te bevatten, blijkt uit hun verhalen. Ze vinden politiek ingewikkeld en ze hebben het gevoel dat deze maar weinig betrekking heeft op hun leefwereld. Tegelijkertijd zijn ze zich niet bewust van de impact die ze kunnen hebben op de politiek. Kortom: ze hebben een laag ‘politiek zelfvertrouwen’. En juist dat zelfvertrouwen is een van de belangrijkste voorspellers van stembusgedrag, volgens politicoloog Roderik Rekker.[4]
Voor het ontwikkelen van politiek zelfvertrouwen is het belangrijk dat je het gevoel hebt dat je de politiek begrijpt. Enkele burgerschapsdocenten die we spreken zijn van mening dat de zichtbaarheid van de overheid tijdens corona gunstig is voor het begrip van jongeren voor de overheid en politieke besluitvorming, en de waarde van een stem. Ook ziet een docent juist nu kansen om jongeren het onderscheid te leren maken tussen verschillende nieuwsbronnen.
“De overheid is over het algemeen een zeer trage ver-van-hun-bedshow. Corona laat zien hoe sterk de invloed van politiek is op hun leven. Politici zitten met hun beleid nu eigenlijk in de kernwaarden en persoonlijke omstandigheden van jongeren te wroeten. Ze voelen het direct en vinden er van alles van. Dus dat geeft wel gespreksstof.”
“Je kan in deze tijd ook goed uitleggen hoe media werken. Jongeren hebben door dat media voorspellingen doen over maatregelen die niet altijd kloppen. En ook bijzonder nepnieuws doet de ronde over corona. Hiermee kan je goed de nuance tussen nepnieuws, betrouwbaar nieuws en officiële bekendmakingen laten zien.”
Corona-overkill slaat politieke betrokkenheid dood
Enkele docenten stippen echter ook aan dat naar hun idee de politieke betrokkenheid van jongeren steeds meer onder druk staat door een ‘corona-overkill’. Overal zien, horen en voelen jongeren de beperkingen van corona waardoor ze “corona-moe” zijn, aldus een docent. Een deel van de jongeren verliest al gauw de interesse als het gesprek over corona en de politieke besluitvorming eromheen gaat. Een docent burgerschap legt uit dat ze het thema corona en politieke besluitvorming daarom juist vermijdt:
“Studenten zijn het steeds meer zat. Ze kijken niet meer naar persconferenties en denken steeds vaker ‘ik hoor het wel als het echt belangrijk is’. Daarom probeer ik studenten te prikkelen met andere burgerschapsthema’s. Even geen Corona, politiek, Rutte en Grapperhaus, maar bijvoorbeeld wel orgaandonatie.”
Digitaal onderwijs: óók voor burgerschap een crime
Uit verhalen van de docenten blijkt dat burgerschap op dit moment niet de hoogste prioriteit heeft binnen het mbo. Ze zijn het eerste vak dat “online gaat” tijdens een lockdown. Opvallend is daarnaast dat de mate van online onderwijs sterk verschilt per roc. Sommige docenten hebben enkele weken online burgerschap gegeven en andere docenten geven sinds maart non-stop online les. Zij hebben hun huidige klas nog nooit in levenden lijve ontmoet.
“Burgerschap is als vak zo kwetsbaar. We worden als eerste van de kaart gegooid in crisistijden. En dat is ook wel logisch want de nadruk ligt in het mbo op het diplomeren van leerlingen. Maar als je jongeren wilt betrekken bij de maatschappij, heeft het grote gevolgen.”
Sommige docenten zijn begripvol en gelaten onder de situatie, maar benadrukken tegelijkertijd dat digitaal burgerschap onderwijzen beperkingen heeft. Burgerschap gaat over meningsvorming. Fysieke interactie door praten, kijken en luisteren, is hierbij cruciaal. De online mogelijkheden hiertoe zijn helaas zeer beperkt.
“De kern van burgerschap is het gesprek met elkaar voeren. Als groep kijken en luisteren, en zo in een veilige setting ervaringen delen. En dat valt online gewoon totaal weg.”
Met het oog op de verkiezingen uiten docenten hun zorgen. De natuurlijke aanknopingspunten voor gesprekken over stemmen ontbreken online. Jongeren krijgen op het station geen partijfolder in hun hand gedrukt waarmee ze de klas in komen. En in het online klaslokaal heerst geen politieke stemming omdat het lastig is om standpunten en ideeën uit te wisselen. Een paar docenten zijn stellig: dit jaar gaan mbo-studenten zeker minder stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen.
“Ik voorzie dat de verkiezingen echt een ramp worden. Ik zet alles op alles om mijn mbo-studenten naar de stembus te krijgen straks. Maar met een half uurtje per week leuren in Teams bereik je geen betrokkenheid. De kloof wordt alleen maar erger, tenzij er snel een hele goede online campagne wordt opgezet.”
Ook binnen het mbo zorgen over groeiende participatiekloof
Zorgelijk is dat in de verhalen van docenten nog een ander verhaal doorschemert: dat van groeiende ongelijkheid. Het mbo kenmerkt zich door een grote diversiteit aan studenten: zowel qua niveaus, sectoren, thuissituaties en (politieke) betrokkenheid van ouders. De docenten hebben het gevoel dat ze studenten op een hoger niveau, met een goede thuissituatie en betrokken ouders kunnen aanhaken op burgerschapsthema’s en de huidige politieke besluitvorming omtrent corona. Maar jongeren op lagere niveaus en jongeren in lastige thuissituaties kunnen ze online moeilijk bereiken. Het is een groep die volgens de docenten vaker kampt met de negatieve gevolgen van corona. Hun wereldje is klein, en online onderwijs maakt het voor docenten moeilijk om als ‘blikverbreder’ op te treden. Een docent uitte zijn zorgen over de ontvankelijkheid van deze jongeren voor “alternatieve media” als volgt:
“Op de gasten aan de onderkant verlies ik door de online lessen de grip. Niveau 2, de drop-outs en jongeren die thuis niks hebben: zij vinden echt wel wat van corona en de politiek, maar zijn opvallend vaak stil. Alsof ze het vertrouwen hebben opgezegd en zijn afgehaakt. Ze zijn ook ontvankelijker voor alternatieve media, merk ik. Ja, en ik snap ook wel dat je niet gaat stemmen op Hugo de Jonge als je denkt dat hij kinderbloed drinkt.”
Niet alleen de studentendoelgroep op het mbo is divers. Maar ook de manier waarop invulling wordt gegeven aan het vak burgerschap varieert sterk per roc, opleiding en docent. We spreken docenten die het thema politiek zoveel mogelijk vermijden, en docenten die alles op alles zetten om studenten juist nu bewust te maken van hun politieke stem. Dit sluit aan bij de reeds bestaande frustratie van veel betrokkenen bij het burgerschapsonderwijs, horen we. Er is geen uniforme opdracht en de kwaliteit van burgerschap verschilt sterk per docent. En dit verschil wordt door het online onderwijs alleen maar groter.
“De opdracht voor het burgerschapsonderwijs is vaag. Er ligt een brondocument uit 2007 met eindtermen die je aan kan tikken, maar dat hoeft niet. Het kwaliteitsverschil is hierdoor véél te groot. Veel burgerschapsdocenten zijn helemaal niet bekwaam. En als je in het klaslokaal al niet in staat bent om een gesprek te leiden, hoe ga je dat dan online dan doen?”
Grote uitdaging komende tijd
Kortom, deze gekke tijd biedt kansen en uitdagingen tegelijk in het betrekken van jongeren bij de politiek. Daarnaast vragen de verhalen van docenten ook om waakzaamheid, zeker richting de verkiezingen die er al gauw aankomen. Stevenen we af op een nóg diepere opleidingskloof bij de verkiezingen? Of weten we met creatieve oplossingen en digitale verkiezingsprogramma’s jongeren in álle lagen van onze samenleving te betrekken? We zijn benieuwd naar jullie ideeën over dit thema! Hoe geven jullie vorm aan digitaal burgerschap? Mail je ideeën en vragen naar annelisa@youngworks.nl
[1] Rekker, R. (2017). De keuze van jongeren. In Nationaal Kiezersonderzoek.
[2] https://www.marketingtribune.nl/algemeen/weblog/2020/12/column-worden-jongeren-van-politieke-onverschillig-nu-meer-betrokken/index.xml
[3] Hilde Wendel, voorzitter van de Jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie JOVD bij BNR nieuwsradio, 21 oktober 2020.
[4] idem