Serie: Ik word nooit volwassen (deel 3)

Youngworks
7 januari 2019

Dit artikel is het derde deel in een reeks over volwassen worden. Trendteamlid Florian Teufer belicht in een reeks belangrijke stappen op weg naar volwassenheid. In dit deel: de impact van de flexeconomie op millennials.

Millennials feesten minder, gebruiken minder drugs en alcohol en hebben later seks. Kortom: ze hebben minder plezier. Wij werken graag in de vorm van stages, om ervaring op te doen en een aanbeveling op het cv te scoren. Maar… met ervaring kun je de huur niet betalen of nieuwe schoenen kopen. Er zijn veel boeken geschreven over de gebreken van millennials; ‘Kids these days’ van Malcolm Harris spreekt het meest de waarheid. Waarom millennials zo veel mogelijk tijd investeren in een productieve toekomst? Harris: ze weten dat het loont.

Dit artikel schrijf ik, net als alle andere artikelen voor deze blog, als zijnde redactie-stagiair. Tegelijk sta ik nog steeds ingeschreven op de hogeschool, terwijl ik mijn scriptie-onderzoek vorig schooljaar al heb ingeleverd, want goedkoop lenen is beter dan armoedig leven. Een vak open laten is daarop het antwoord. En daarbij werk ik twee dagen in de week in een van Amsterdam’s bekendste en drukste nachtcafés. Ben ik ontevreden met mijn leven? Nee. Vind ik dat ik onregelmatige werktijden heb? Ja. Maar ik weet ook niet precies wat ik wil en wat ik daarvoor nodig heb. Daarom vind ik het niet erg om overdag en ’s nachts te werken.

Toen ik mijn werksituatie aan een vriend uitlegde zei hij: “Je bent veel meer waard dan dit, dat weet je?” Ik wist het niet. Wat was nou het geval: dit jaar had ik ervoor gekozen om te ontdekken of onderzoeksjournalistiek iets voor mij zou zijn. Bij Young Works hadden ze een stagiair nodig en ik had een plek nodig waar ik mezelf kon ontwikkelen zonder al te veel druk die een echte baan met zich mee kan brengen. Dan maar een stageloon en even niet op vakantie en wat minder vaak kleding kopen.

De Groene Amsterdammer noemde dit probleem met een mooi woord ‘millennial-armoede’, want tegenwoordig heeft alles wat deze generatie te kort- of tegemoetkomt een naam en daarom ook dit probleem. Wat blijkt: tien procent van Nederlandse jongeren zit structureel onder het bestaansminimum (1000 euro in de maand).

Flexgeneratie

We worden ook wel de flexgeneratie genoemd en dat is (in tegenstelling tot wat het woord suggereert) niet zo flex. Het aantal jongeren (tussen 15 en 25 jaar) met vast contract daalde tussen 2003 en 2017 met meer dan 300 duizend. Het aantal jongeren met een flexibel contract groeide met ongeveer 400 duizend in dezelfde periode. Monique Kremer, onderzoeker voor het WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), gaf aan dat flexwerk niet lucratief is voor een prettige werksfeer, net zomin als voor de mentale staat van de flexwerker. Want: ben je nou een volwaardig collega of niet? Flexwerkers ervaren financiële stress, een gebrek aan waardering en flexwerken leidt tot uitstelgedrag; later pas een huis kopen (gaat lastig zonder vast contract) en een gezin beginnen (dat moet je wel kunnen onderhouden). Daarom is het ook logisch dat mensen liever een vast contract hebben. Uit onderzoek van het FNV blijkt dat 90 procent van de werknemers een vast contract wil.

Werkgevers scharen zich achter argumenten als dat wij juist blíj zijn met een flexcontract, omdat we ons willen ontwikkelen onder verschillende werkgevers. ‘Jobhoppen’ noemen ze dat met, wederom, een mooi woord. Of we willen meer tijd overhouden voor zelforiëntatie. Dat geldt misschien voor sommige jongeren – zoals dat altijd voor sommigen een voorkeur is geweest – maar het gros is hartstikke blij met een vast contract en daarmee zekerheid van inkomen. Uit economisch onderzoek van de Rabobank blijkt dat een derde van de 20- tot 45-jarigen (een vrij breed leeftijdssegment) minder dan drieduizend euro spaargeld heeft en daarmee onder het minimumbedrag zit dat Nibud aangeeft om financiële schokken op te vangen en geldproblemen te voorkomen. Laat stáán sparen. Nibud raadt alleenstaanden met een minimuminkomen (starters) aan om minimaal 3.400 euro achter de hand te hebben voor eventuele financiële tegenslagen in de toekomst. Maar starters die niet kunnen sparen, hebben een veel hogere kans om zichzelf in de schulden te werken door eventuele financiële tegenslagen.

Rendementsdenken

Onlangs ben ik verhuisd naar een iets groter huis, waar dus iets meer meubels in gingen. Het aanschaffen van deze meubels, verhuizen, aftikken van de dubbele maand huur als garantie (een gevolg van weinig financieel vertrouwen) heeft mijn portemonnee in de fik gestoken. Mijn bankrekening is gloeiendheet. Ik dacht altijd: wie niets heeft, heeft ook niets te verliezen. Nou, ik zat helemaal fout, want wat blijkt: wie niets heeft, kan nog minder hebben. De maandelijkse kosten zijn gelukkig niet veel hoger, dat scheelt en maakt de inhaalslag draaglijker. Vooralsnog duurt het lang voordat ik weer uit het rood ben en moet ik zuinig zijn op mijn spullen en mijn vrijetijdsbestedingen inperken tot ik een baan heb en kan sparen. Maar wat nou als dat rendement uitblijft? Rendementsdenken is er bij ons met de paplepel ingegoten. Mijn moeder zei toen ik ging studeren: ‘Nu maximaal lenen, straks heb je een goeie baan en kun je het met gemak terugbetalen.’ Ik ben journalistiek interessant gaan vinden, niet de meest lucratieve branche. Is mijn rendement wel haalbaar, of heb ik niet goed in mezelf geïnvesteerd?

Als iedereen heeft gestudeerd wat hem/haar ‘gelukkig’ maakt en niet voor de harde munt naar de universiteit of hogeschool is gegaan, heeft dat collectieve problemen als gevolg. Dit soort risico’s hebben altijd al bestaan, maar werden tot voor kort door de hele bevolking gedeeld. Wie nu een aantal verkeerde investeringsbeslissingen neemt, krijgt persoonlijk de rekening gepresenteerd. Het lijkt wel alsof iedereen investeert in een dystopie.

Wij groeien niet mee

Het kapitalisme is een economisch systeem gebaseerd op investeringen, met de verwachting – ooit – winst te maken. Loonarbeid wordt gezien als een meerwaarde voor het bedrijf en in een vrije economie is concurrentie gegarandeerd, daarom is het belangrijk om de efficiëntie van de onderneming te blijven vergroten. Hiervoor vindt herinvestering plaats. Herinvestering kan zijn het werven van jonge, gedreven, werknemers. Sinds kort heeft het kapitalisme een manier gevonden om herinvestering zo goedkoop mogelijk te maken door jonge, gedreven werknemers voor ervaring te laten werken. Ervaring is vrijwel altijd een pré, een opleiding ‘zegt niet meer zoveel’. De energie en tijd die jongeren geven wordt vaak onderschat. Een truc van het kapitalistisch denken: kosten drukken en productiviteit verhogen. Een win-winsituatie: bedrijven genieten van economische groei en werknemers zijn gemotiveerder en gedrevener dan ooit tevoren. In de praktijk blijkt alles toch nét even anders. Het totaal aantal gewerkte uren is in de laatste twintig jaar met ongeveer zestien procent toegenomen, aldus het CBS. We werken ons de naad uit voor een hongerloon, terwijl pensioenpremies en belastingen betaald dienen te worden. Ervaring is leuk, maar ik gok dat gepensioneerden en de Belastingdienst toch liever geld zien. Hoe verwacht men dan dat onze generatie de economie draaiende houdt als we financieel gezien niet meegroeien? Ouderen hebben jongeren net zo hard nodig als andersom, maar op de arbeidsmarkt zijn we gaan geloven in een afhankelijkheidsrelatie die één kant op gaat. Volgens Harris zijn we een generatie geboren in gevangenschap. Omdat van meet af aan de vraag wordt gesteld of iedereen wel zijn volledige potentieel bereikt, en die maatstaven vooral economisch zijn.

Als we weten dat de huidige arbeidsmarkt niet gezond voor ons is, waarom gaan we er dan mee door? Harris’ antwoord: ‘Op een arbeidsmarkt waar een aanbevelingsbrief en een aantekening op het cv zo waardevol zijn, zijn wij millennials bereid om het enige weg te geven dat we hebben: onze tijd en energie.’ We moeten wel, want iedereen doet het. Onderdoen aan leeftijdgenoten maakt de kans om niet te worden aangenomen door gebrek aan ervaring veel te groot. Dat risico willen we niet lopen.